Enter your keyword

Nu noch (Toe maar)

Nu noch (Toe maar)

Lees hieronder gratis 57 pagina’s van de 3de, herziene en uitgebreide druk van het boek De klucht Nu noch (Toe maar) in hedendaags Nederlands, andere kluchten, sproken en boerden, Onderbroekenlol in middeleeuwse literatuur en een pittige polemiek met prof. dr. Ludo Jongen van Robert Castermans.

De-klucht-Nu-noch-3de-druk-Robert-Castermans-inkijkexemplaar


Uitgeversinformatie

Nu noch (Toe maar) is misschien wel de beste klucht uit de middeleeuwen. In de 16de eeuw is zij enorm populair en heden ten dage wordt zij nog steeds gelezen en opgevoerd. De klucht gaat over een echtgenoot die gigantisch onder de plak zit bij zijn vrouw. Zij gaat vreemd, geeft haar man geregeld harde klappen, scheldt hem uit en slingert hem de nodige verwensingen naar zijn hoofd. Zijn buurman adviseert hem om op alles wat zijn vrouw zegt of doet, ‘Toe maar’ te zeggen, zodat zij denkt dat hij krankzinnig is geworden van al haar harde klappen. Uiteindelijk komt de vrouw erachter dat ze bij de neus is genomen en geeft ze zowel haar man als de buurman een ongenadig pak rammel.

Ook andere kluchten en komische vertellingen uit de middeleeuwen passeren de revue. Mannen worden daarin belachelijk gemaakt en krijgen geregeld een pak slaag van een vrouw. Ook geestelijken moeten het ontgelden. Niet alleen pastoors en monniken, maar ook begijnen bedrijven ongeremd de liefde. Er komen ook nog twee schetenwedstrijden voorbij. Kortom: veel onderbroekenlol.

Vanwege de schunnige inhoud is er lange tijd nauwelijks aandacht besteed aan de boerden en andere gewaagde teksten uit de middeleeuwen. Of ze werden wel gepubliceerd, maar dan in een gekuiste versie of met weglating van geile passages. In deze uitgave van de neerlandicus Robert Castermans wordt echter niets verbloemd. Het vrouwelijk geslachtsdeel is een kutje en een kut, een hete hoer verkoopt haar dikke pruim, een begijn ligt zo hard te wippen met haar minnaar dat ze allebei door de vloer zakken, een vrouw laat zich verwennen door een mannelijke hoer en haar man mag de verschuldigde 20 ponden betalen, een monnik staat letterlijk voor lul als hij tijdens een donderpreek zijn pij optilt om zijn onschuld aan te tonen terwijl de duivel hem snel een knoert van een erectie bezorgt, een pastoor gaat naar de hoeren, komt drie keer klaar, moet zijn blote billen door een andere klant laten kussen, krijgt dan een gloeiend hete pook in zijn kont en komt uiteindelijk volledig onder de stront te zitten. De lezer is dus gewaarschuwd …


Recensie van NBD Biblion

In de middeleeuwen (en trouwens ook al in het klassieke Griekenland) werd na een ernstig (d.w.z. religieus dan wel tragisch) toneelstuk een klucht gespeeld. Die was bedoeld om te lachen na de ernst en had steevast te maken met dagelijks geklungel. Concreet kwam dat neer op man-vrouwverhoudingen, meer in het bijzonder op seks. List en bedrog aangestuurd door hormonen, eeuwenoud. Het zou ons niet moeten verbazen, en toch doet het dat wel een beetje, als je een middeleeuwse klucht als ‘Nu noch’ over een onnozele pantoffelheld leest. En dat lukt natuurlijk beter in hedendaags Nederlands. 234 goed vertaalde versregels (22 ruim gezette pagina’s) krijgen van neerlandicus Robert Castermans 82 uitvoerige bladzijden aangenaam leesbare inleiding. Daarvan zijn er 47 gewijd aan ruim twintig veel minder bekende ‘boerden’, korte sterke verhalen met vaak scabreuze inhoud. Allemaal kernachtig naverteld. Gepresenteerd als ‘onderbroekenlol’, maar toch nét iets meer dan dat. Voor het eerst sinds langere tijd weer beschikbaar materiaal, voor een zeer selecte lezerskring toch wel boeiend en interessant.


Mail van 30-8-2021 aan redacteur Jim van der Meulen n.a.v. Ludo Jongen: ‘In elkaar geflanst’. In: Madoc, Tijdschrift over de middeleeuwen 35 (2021), p. 118-120.

Beste Jim van der Meulen,

Omdat ik de recensie van mijn boek De klucht Nu noch (Toe maar) in hedendaags Nederlands, andere kluchten, sproken en boerden niet van Ludo Jongen noch van jou heb mogen ontvangen, heb ik die afgelopen vrijdag in het P.C. Hoofthuis in Amsterdam gelezen. De stellige titel van de recensie vind ik weinig vriendelijk en respectvol; maar volgens de laatste zin van de recensie gaat het slechts om een indruk. Waarom dan toch een dergelijke destructieve titel?

De recensie bevat veel subjectieve oordelen. Dat mag uiteraard en daarover zal ik het niet hebben. Recensent Ludo Jongen vliegt ook volledig uit de bocht en maakt een kapitale blunder. Daar wil ik het wel over hebben. Ludo Jongen schrijft: ‘Castermans vat dat samen als Drie keer bespeelde hij haar gevoeligste plekjes [lees: plekje, R.C.] en “heer Govert” [de bedrogen echtgenoot] bofte maar dat hij getrouwd was met zo’n lekker stuk dat prima wist hoe ze zijn leuter moest behandelen. Daarvan staat niets in het Middelnederlands.’ Vervolgens citeert Ludo Jongen vs. 137-140 en hertaalt die om aan te tonen dat wat ik samenvat, niet voorkomt in het Middelnederlands.

In werkelijkheid staat dat wel degelijk in de Middelnederlandse boerde en wel in vs. 14o-143:
Hi vertemperde III werf haer snaren
Her gobert was daer doe wel an
Dat hi dien derscher ghewan
Die soe wel wannen hadde gheleert

In: Karel Eykman en Fred Lodder: Van de man die graag dronk en andere Middelnederlandse komische verhalen. Amsterdam: Prometheus. 2002. (Nederlandse klassieken), p. 113 worden deze vier versregels hertaald met:
En stemde driemaal haar gevoelige snaar.
Die heer Govert had toch maar geluk
Dat hij getrouwd was met zo’n lekker stuk
Dat goed met zijn dorsvlegel overweg kan.

Peter G. Beidler: ‘Een bispel van .ij. clerken (from MS KB 15.589-623, Royal Library, Brussels “Hulthem Collection”, 1350-75)’. In: Sources and analogues of The Canterbury Tales. General editor: Robert M. Correale. Associate general editor: Mary Hamel. Volume 1 (Cambridge: D.S. Brewer. 2003). (Chaucer studies, [dl.] 28), p. 62 vertaalt deze vier versregels in het Engels met:
He tuned her strings three times.
Master Gobert was lucky
to have married a thresher [= dorser, R.C.] like that,
who had learned to winnow [= wannen, van kaf ontdoen, R.C.] so well.

De betreffende opmerking van Ludo Jongen is een valse beschuldiging en is dus zonder meer onrechtmatig. Ik eis dan ook ingevolge art. 6:167 lid 1 BW rectificatie in het volgende nummer van je tijdschrift. Als ik binnen tien dagen geen positief bericht van je ontvang, ga ik ervan uit dat je weigert te rectificeren.

Naast deze kolossale uitglijder citeert Ludo Jongen de ene keer ‘binnenhuis’ in plaats van ‘binnenshuis’ en de andere keer ‘plekjes’ in plaats van ‘plekje’ en schrijft hij ‘Middeleeuwen’1 in plaats van ‘middeleeuwen’, ‘proza hertaling’ in plaats van ‘prozahertaling’, ‘recht getrokken’ in plaats van ‘rechtgetrokken’, ‘laat-zestiende-eeuwse’ in plaats van ‘laatzestiende-eeuwse’, ‘Jr.’ in plaats van ‘jr.’, ‘de Middelnederlands tekst’ in plaats van ‘de Middelnederlandse tekst’, ‘vanaf bracht’ in plaats van ‘van afbracht’ en ‘het self publishingplatform’ in plaats van ‘het self-publishingplatform’. Tja, het wreekt zich natuurlijk als deze laaggeleerde hufter niet gebruikmaakt van een redacteur c.q. een redacteur die zo secuur werkt als ik. Dit recensietje maakt de indruk in elkaar geflanst te zijn.2

Met vriendelijke groet,

Robert Castermans

1: Het Groene Boekje vermeldt op p. 124 dat de naam van een historische periode een kleine letter krijgt. ‘Deze regel geldt voor courante teksten. In gespecialiseerde publicaties kan ervan worden afgeweken’, aldus p. 125. Het kreupele recensietje van Ludo Jongen kan met de beste wil van de wereld niet een ‘gespecialiseerde publicatie’ genoemd worden!
2: vrolijke noot: wat dat betreft vind ik de recensietitel erg toepasselijk!


Onprofessionele en onfatsoenlijke reactie van Jim van der Meulen

‘Het spijt me dat uw boek onze recensent niet kon bekoren. Ik begrijp dat u teleurgesteld bent in het resultaat, maar u vroeg tenslotte zelf om een bespreking in Madoc.’ Dit is het hele inhoudelijke antwoord van redacteur Jim van der Meulen!! Het gaat er helemaal niet om of ik wel of niet teleurgesteld ben in het resultaat. Jim van der Meulen argumenteert als een kip zonder kop, want hij stelt dat ik maar moet accepteren dat Ludo Jongen een aperte en grove onwaarheid over mij verkondigt omdat ik het tijdschrift Madoc heb benaderd om mijn boek te recenseren. Die gigantische miskleun weigert Jim van der Meulen te rectificeren, laat staan dat hij er zich voor verontschuldigt of mij een weerwoord aanbiedt.

Redacteur Jim van der Meulen vindt het belangrijker om een falende en blunderende Ludo Jongen de hand boven het hoofd te houden dan de lezers van het tijdschrift Madoc te voorzien van betrouwbare en correcte informatie – waarvan akte! Ik kan dan ook niemand adviseren om een los nummer van Madoc te kopen, zich te abonneren op dit tijdschrift of zijn of haar abonnement voort te zetten. Als ik geabonneerd zou zijn op Madoc, zou ik mijn abonnement nu opzeggen.

Verder heeft Jim van der Meulen niet het fatsoen mijn vraag te beantwoorden. Hij staat duidelijk met zijn mond vol tanden. Kortom: Jim van der Meulen is een zeer onprofessionele en onfatsoenlijke redacteur.

Jim van der Meulen zal mijn e-mail van 30-8-2021 ongetwijfeld hebben voorgelegd aan Ludo Jongen. Die weet nu dat hij de plank volledig heeft misgeslagen en zichzelf op schier onnavolgbare wijze voor schut heeft gezet. Mijn voorspelling is dat hij zijn flater van formaat niet uit zichzelf zal rectificeren in het volgende nummer van Madoc. Dan weten we allemaal wat voor geweldige wetenschapper Ludo Jongen is.


Mail van 5-10-2021 aan redacteur Jim van der Meulen en cc aan Thys VerLoren van Themaat, de directeur van uitgeverij Verloren

Beste Jim van der Meulen,

Mijn reactie op je onprofessionele en onfatsoenlijke reactie kun je lezen op https://www.lovematches.nl/nu-noch-toe-maar.

Als je denkt dat je mij met een ‘in elkaar geflanst’ – ik verlaag me even tot jullie taalgebruik – flutmailtje kunt afschepen, vergis je je schromelijk. Hierbij herhaal ik dan ook ingevolge art. 6:167 lid 1 BW mijn eis tot rectificatie in het volgende nummer van het tijdschrift Madoc.

Indien ik binnen 5 dagen geen rectificatietekst ontvang die je gaat publiceren, zijn nadere acties onvermijdelijk. Hopelijk laat je het niet zover komen.

Met vriendelijke groet,

Robert Castermans


Mail van 21-11-2021 aan Thys VerLoren van Themaat, directeur van uitgeverij Verloren, en cc aan de redactie van Madoc

Geachte heer L.M. VerLoren van Themaat, beste Thys VerLoren van Themaat,

Een hoogleraar die ruiterlijk toegeeft dat hij een enorme bok heeft geschoten en zich daarvoor verontschuldigt, moet je met een lantaarntje zoeken. Ludo Jongen liegt dat hij scheel ziet in een wanhopige poging zich onder zijn joekel van een blunder uit te liegen. Daarbij slaat Ludo Jongen wild om zich heen. Ludo Jongen is duidelijk op zijn professorale leuter getrapt. Als wetenschapper heeft Ludo Jongen zichzelf volledig gediskwalificeerd.

In zijn in elkaar geflanst weerwoord aan jou schrijft Ludo Jongen: ‘Het draait om de zinsnede “Daarvan staat niets in het Middelnederlands”. Dat citaat slaat terug op het voorgaande citaat uit Castermans [lees: Castermans’; ons dom professortje maakt werkelijk oliedomme fouten, ik adviseer je dan ook om dit uilskuiken een schop onder z’n kont te verkopen, R.C.] boek: Drie keer bespeelde hij haar gevoeligste plekjes [lees: plekje; zelfs iets simpels als citeren is kennelijk al te hoog gegrepen voor ons dom professortje, R.C.] en “heer Govert” [de bedrogen echtgenoot] bofte maar dat hij getrouwd was met zo’n lekker stuk dat prima wist hoe ze zijn leuter moest behandelen. Uit de context kan worden opgemaakt dat het in de bespreking gaat om het woord “leuter” ’. Dit laatste is een bikkelharde leugen om met Peter R. de Vries (1956-2021) te spreken. Het gaat wel om die zinsnede. En om te bewijzen dat van het betreffende citaat niets in het Middelnederlands staat, citeert Ludo Jongen vs. 137-140 van de boerde Een bispel van II clerken, Ene goede boerde: ‘Die clerc nu bider vrouwen es, / Die hem dede goet ghetes; / Hem dochte hi hadde wel ghevaren, / Hi vertemperde III werf haer snaren.’ Ludo Jongen hertaalt dit in zijn recensie met: ‘De student nu lag bij de vrouw; zij onthaalde hem hartelijk. Hij meende dat hij het er uitstekend vanaf bracht [lees: van afbracht; ons dom professortje haalt de woorden een beetje door elkaar, R.C.]: tot wel drie keer toe betokkelde hij haar snaren.’ Maar het betreffende citaat is mijn hertaling van vs. 140-143: ‘Hi vertemperde III werf haer snaren / Her gobert was daer doe wel an / Dat hi dien derscher ghewan / Die soe wel wannen hadde gheleert’. Dit heeft Ludo Jongen volledig over het hoofd gezien. Daarom schrijft hij ook in zijn recensie dat ik ‘de vertelelementen een beetje door elkaar [haal]’. Voor alle duidelijkheid zal ik vs. 140-143 onder elkaar zetten met mijn hertaling ernaast zodat iedereen kan zien dat ik de vertelelementen volstrekt niet door elkaar haal:
vs. 140: Hi vertemperde III werf haer snaren – Drie keer bespeelde hij haar gevoeligste plekje
vs. 141: Her gobert was daer doe wel an – en ‘heer Govert’ bofte maar
vs. 142: Dat hi dien derscher ghewan – dat hij getrouwd was met zo’n lekker stuk
vs. 143: Die soe wel wannen hadde gheleert – dat prima wist hoe ze zijn leuter moest behandelen

Over het woord leuter merkt Ludo Jongen op in zijn in elkaar geflanst weerwoord aan jou dat ik mijn hertaling ‘[meen] te moeten opleuken met een schuttingwoord.’ In vs. 143 staat het woord wannen. Dit verwijst naar seks bedrijven. Zie Frederik Joris Lodder: Lachen om list en lust, Studies over de Middelnederlandse komische versvertellingen. [z.pl.]. 1997. Dissertatie Leiden, p. 83: ‘In Een bispel van II clerken zijn slechts enkele metaforen ontleend aan de muziek: snaren vertemperen (vs. 140) voor de geslachtsgemeenschap, fluntse [fluit] (vs. 148) voor de penis en scallen [bel, klok] (vs. 200) voor de testikels; in de agrarische sfeer liggen derscher (vs. 142) voor het lid en wannen (vs. 143) voor de coïtus.’ Zie ook het Middelnederlandsch woordenboek (MNW) 9, 1704, s.v. wannen: ‘3) In obsc. [= obscene, seksuele, R.C.] zin || Her Gobert was daer doe wel an, dat hi dien derscher ghewan, die soo wel wannen hadde gheleert’. Omdat het woord wannen volgens mij naar meerdere seksuele handelingen kan verwijzen, heb ik dat hertaald met ‘zijn leuter behandelen’. En omdat boerden behoorlijk platvloers zijn, is een populair woord als leuter toepasselijker dan een medische term als ‘penis’. Ik meen dus helemaal niet de betreffende boerde te moeten opleuken met een schuttingwoord. (Bovendien heb ik in de voorlaatste versregel (vs. 289) van de boerde Dits vanden vesscher van Parijs ende van sinen wive, sijts wijs het woord vede wel hertaald met penis en niet met een schuttingwoord, omdat het slot een (quasi)serieuze lering bevat.) Maar Ludo Jongen meent wel in zijn arrogantie dat de lezers van Madoc op zijn geleuter zitten te wachten; hij schrijft namelijk in zijn in elkaar geflanst weerwoord aan jou: ‘[…] als recensent mag (nee, moet) ik de lezers van Madoc daarop attenderen.’1 In werkelijkheid beledigt Ludo Jongen de lezers van Madoc diep door ze een in elkaar geflanst flutrecensietje voor te schotelen. Overigens – is hier sprake van projectie? M.a.w. meent Ludo Jongen zijn in elkaar geflanst flutboekje over tien middeleeuwse moppen te moeten opleuken met het schuttingwoord lul in de zinsnede ‘hij staat voor lul’ op p. 41 en het drieletterwoord ‘pik’ in de passage ‘De smid voelde zich weliswaar op zijn pik getrapt’ op p. 53 en zijn artikeltje ‘Als een meisje ja zegt …, Een antwoord aan Remco Sleiderink’. In: Madoc, Tijdschrift over de middeleeuwen 31 (2017), p. 180-182 met het drieletterwoord ‘lul’ in de woordcombinatie ‘slappe lul’? Ludo Jongen moet deze webpagina eens lezen, dan weet hij wie pas echt voor lul staat en hij moet ook eens in de spiegel kijken, dan ziet hij een enorm grote slappe lul en een nog grotere leugenaar!

Ludo Jongen schrijft verder in zijn in elkaar geflanst weerwoord aan jou: ‘Karel Eykman (uit wiens vertaling Castermans letterlijk citeert, zonder bronvermelding)’. Opnieuw verkondigt Ludo Jongen een aperte en grove onwaarheid over mij, kennelijk in een verwoede poging mij in diskrediet te brengen. Ten eerste citeer ik op p. 41 van mijn boek helemaal niet uit Karel Eykman en Fred Lodder: Van de man die graag dronk en andere Middelnederlandse komische verhalen. Amsterdam: Prometheus. 2002. (Nederlandse klassieken). Ten tweede is dit boek een van mijn bronnen en daarom vermeld ik het wel degelijk in de ‘Bibliografie’ (zie p. 84 van mijn boek). Ludo Jongen is zó dom dat hij niet begrijpt dat als twee mensen dezelfde Middelnederlandse tekst hertalen, sommige hertaalde woorden en zinsneden hetzelfde zijn zonder dat er sprake is van citeren of plagiëren. Als zoiets simpels al te hoog gegrepen voor iemand is, dan is hij behoorlijk dom, zeg maar gerust: uitzonderlijk dom – exceptioneel stupide!

Gezien het bovenstaande verzoek en zo nodig sommeer ik je in het eerstvolgende nummer van je tijdschrift Madoc de volgende rectificatietekst te publiceren:

Rectificatie
In Madoc 35 (2021), p. 118-120 staat een recensie van Ludo Jongen van het boek De klucht Nu noch (Toe maar) in hedendaags Nederlands, andere kluchten, sproken en boerden, Onderbroekenlol in middeleeuwse literatuur van Robert Castermans. In dit boek staat op p. 41 als hertaling van een passage uit Een bispel van II clerken, Ene goede boerde: ‘Drie keer bespeelde hij haar gevoeligste plekje en “heer Govert” bofte maar dat hij getrouwd was met zo’n lekker stuk dat prima wist hoe ze zijn leuter moest behandelen.’ In zijn recensie beweert Ludo Jongen hierover: ‘Daarvan staat niets in het Middelnederlands’. Ter adstructie van zijn bewering citeert en hertaalt Ludo Jongen vs. 137-140 van Een bispel van II clerken, Ene goede boerde. De betreffende passage staat echter in vs. 140-143 van deze boerde. Ook is er geenszins sprake van dat Robert Castermans de vertelelementen een beetje door elkaar haalt, zoals Ludo Jongen beweert. Wij bieden Robert Castermans onze welgemeende excuses aan voor deze grote en grove fouten van Ludo Jongen.
uitgever en redactie van Madoc

Mocht ik binnen 4 dagen geen bericht van je krijgen dat je dit gaat doen, dan zie ik mij genoodzaakt aanvullende acties te ondernemen. Zo nodig zal ik jou en Ludo Jongen voor de rechter slepen, want jullie zijn beiden aansprakelijk: jij als uitgever en Ludo Jongen als auteur. Uiteraard zal ik dan een volledige schadevergoeding eisen en zullen de kosten van de procedure voor jullie rekening komen. Hopelijk laat je het niet zover komen.

Met vriendelijke groet,

Robert Castermans

PS Beste Thys VerLoren van Themaat, op de Facebookpagina van Madoc heeft iemand klaarblijkelijk met veel genoegen gezet dat in het zomernummer van 2021 van Madoc ‘kritische recensies’ staan. Heeft Ludo Jongen dat gedaan? En zo ja, heeft Ludo Jongen vervolgens drie dagen met een knoert van een stijve leuter rondgelopen? Hierbij roep ik je op om ook op die Facebookpagina te zetten dat in het boek De klucht Nu noch (Toe maar) in hedendaags Nederlands, andere kluchten, sproken en boerden, Onderbroekenlol in middeleeuwse literatuur en een pittige polemiek met prof. dr. Ludo Jongen een zéér kritische recensie staat van de kritische recensie van Ludo Jongen in dat zomernummer van Madoc.

PS2 Beste Thys VerLoren van Themaat, volgens mij weet je verduveld goed dat Ludo Jongen keiharde leugens verkondigt omdat hij niet wil rectificeren. Alleen een hufter laat zich als doorgeefluik van schaamteloze leugens gebruiken, nee: misbruiken. Graag voeg ik je dan ook toe dat ik je net zo’n stuk tuig van de richel vind als Jim van der Meulen en Ludo Jongen. Ik zie jullie als het uitschot van het uitschot. En dan durf je ook nog onder je mail aan mijn juridisch adviseurs te zetten dat je hoopt dat je met de laffe leugens van Ludo Jongen ‘voldoende gereageerd’ hebt! Wat ben je toch een huichelaar in folio! Beste Thys VerLoren van Themaat, ik kan me voorstellen dat je Ludo Jongen vóór deze mail zijn in elkaar geflanst recensietje en zijn in elkaar geflanst weerwoord het liefste diep in zijn anus had geramd en vervolgens een kurk in zijn anus had geramd zodat de betreffende schrijfsels er nooit meer uit zouden komen. Klopt dat? Beste Thys VerLoren van Themaat, ik kan me ook voorstellen dat je Ludo Jongen ná deze mail het liefste zo’n snoeiharde trap onder zijn klootzak in elkaar zou willen flansen dat hij voortaan letterlijk een aantal toontjes hoger zingt en figuurlijk een aantal toontjes lager en dat hij zijn leuter nooit meer omhoogkrijgt. Heb ik gelijk?

PS3 Beste Thys VerLoren van Themaat, ik zou die kurk wel goed aandrukken anders gaat domme Ludo misschien hard persen om net als de duivel in de boerde Van der weldaet die de duvele dede een knetterende scheet te laten om je op die manier die kurk keihard tegen je ballen te schieten.

PS4 Een lezer heeft me gemaild om me erop te attenderen dat Ludo Jongen in zijn flutboekje over tien middeleeuwse moppen van slechts 72 pagina’s ook volstrekt onnodig het drieletterwoord pik gebruikt in de passage ‘De smid voelde zich weliswaar op zijn pik getrapt’ op p. 53, kennelijk in een verwoede poging de boerde Dits van Heilen van Beersele, die de III jaghede te spele (Dit gaat over Heile uit Beersel, die drie mannen in de maling nam) op te leuken met dit schuttingwoord. Vs. 182 van deze boerde luidt: ‘Die smet hadde oec onraste’. Volgens het Middelnederlandsch woordenboek betekent onraste ‘onrust’, ‘toestand van zorg en kommer’. Fred Lodder vertaalt onraste met ‘een onaangename ervaring’ en Karel Eykman vertaalt vs. 182 met ‘Wat de smid wel een nare nasmaak gaf’ (Karel Eykman en Fred Lodder: Van de man die graag dronk en andere Middelnederlandse komische verhalen. Amsterdam: Prometheus. 2002. (Nederlandse klassieken), p. 56-57). En in Halfhaantje en de hardrijder, De mooiste, grappigste en griezeligste volksverhalen uit Nederland en Vlaanderen. [Door] Theo Meder, Jens Klein, Imre Koekenbier [e.a.]. Gorredijk: Sterck & De Vreese. 2024, p. 133 wordt vs. 182 vertaald met: ‘De smid had ook de pest in’. Maar Ludo Jongen moest zo nodig het woord pik er met de schaamharen bij slepen om de boerde op te leuken met een schuttingwoord. Op Ludo Jongen is duidelijk het volgende spreekwoord van toepassing: de pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet.

PS5 Beste Thys VerLoren van Themaat, ik kan niet alleen een boek ‘in elkaar flansen’ (om met domme Ludo te spreken), maar ook een gedicht. Hier komt het:

Het lullig zeikprofessortje
Er was eens een dom professortje met een klein pikkie
dat had de grootte van een peukie
daardoor kon hij niet neukie
en vroeg hij vrouwen maar om pijpie
Of hij nou had een slappe of een stijve
iedere vrouw zei, zo’n kleintje is niks voor lekkere wijve
Daarom ging hij als de pastoor in de boerde over Heile uit Beersel naar een hoer
maar die draaide hem een loer
hij dacht drie keer klaar te komen net als die pastoor
driewerf wiekewake ging dus mooi niet door
Het lullig professortje kon met z’n kleine nog niet eens lekker zeiken
daarom ging hij maar echte mannen afzeiken
Ook tegen vrouwen was ons lullig zeikprofessortje niet meer zo aardig
een van die vrouwen werd hierdoor zo kwaaiig
dat ze hem zo’n harde schop verkocht onder z’n professorale klootzak
dat hij krijste als een oude, versleten doedelzak
Hierna kreeg hij een schop onder z’n kont van z’n vrouw Scheet Kattenpis
hij vloog 20 meter door de lucht want deze trap was bepaald niet mis
haar man kon haar niet meer behagen
zij was over al z’n domheid (om met hem te spreken) met stomheid geslagen
Toen kwam er een olifant met een lange snuit
en die blies dit gedicht uit

Even serieus, beste Thys VerLoren van Themaat, wat vind je van de literaire merites van mijn dichtwerk? Vind jij ook dat ik alleen al op grond van dit volgens mijn proeflezers schitterend, briljant en magistraal gedicht – superlatieven schieten huns inziens gewoonweg tekort! – in aanmerking kom voor de Nobelprijs voor de Literatuur of een eredoctoraat? O ja, voordat ik het vergeet, iedere gelijkenis met bestaande personen berust op louter toeval.

1: Nou, en ik mag (nee, moet) de lezers van Madoc en ieder ander erop attenderen wat voor geweldige recensent en wat voor voorbeeldige wetenschapper Ludo Jongen is!


De recensent gerecenseerd

Ludo Jongen (1948) heeft een recensie van mijn boek De klucht Nu noch (Toe maar) in hedendaags Nederlands, andere kluchten, sproken en boerden, Onderbroekenlol in middeleeuwse literatuur gefabriceerd, c.q. in elkaar geflanst. Hoewel er mijns inziens niet veel deugt van deze recensie, zal ik hieronder slechts 15 punten bespreken. Meer aandacht vind ik te veel eer voor recensie en recensent. Beste lezer, maak je veiligheidsgordel goed vast, want van Ludo Jongen zullen niet alleen je nekharen overeind gaan staan, maar ook je schaamharen!

1. De grootste blunder van Ludo Jongen is dat hij werkelijk niet verder kijkt dan zijn leuter lang is. Hij citeert vs. 137-140 van de Middelnederlandse boerde Een bispel van II clerken om aan te tonen dat wat ik samenvat, niet voorkomt in het Middelnederlands. In werkelijkheid staat dat wel degelijk in vs. 140 en de drie volgende versregels, dus vs. 140-143. Hoe dom kun je zijn!

2. Ludo Jongen schrijft: ‘De inleiding bestrijkt een ruim gebied van moppen. Of die de ondertitel (Onderbroekenlol in middeleeuwse literatuur) dekken, vraag ik me af.’ Want de klucht Nu noch is ‘geenszins schunnig of voos’ en ook andere Middelnederlandse kluchten zijn niet ‘erotisch’. Hij vervolgt: ‘Daaronder versta ik (met Van Dale) zinnenprikkelend, lust aanwakkerende teksten.’ Ikzelf zou me niet afvragen of de inleiding de ondertitel dekt, maar of de ondertitel de inleiding dekt. Het zal duidelijk zijn dat Ludo Jongen en ik een heel ander taalgevoel hebben. Ik heb helemaal niet beweerd dat alle Middelnederlandse teksten die ik in mijn boek behandel, erotisch zijn. Het gaat er dus niet om wat de Dikke Van Dale verstaat onder erotisch maar onder onderbroekenlol. De Dikke Van Dale geeft hiervan 2 omschrijvingen: ‘1 eig. platvloerse grappenmakerij, m.n. waarbij mensen belachelijk worden gemaakt die in (of juist zonder) hun ondergoed staan 2 in ’t alg. vulgaire, platvloerse humor’.

3. Vs. 4-5, ‘Als ic buten ben, hebbic eenigh jolijt / Maer als ic thuus ben, leijt mijn herte ghebonden’, heb ik hertaald met: ‘Als ik buitenshuis ben, ervaar ik nog enig plezier, maar als ik thuis ben, lig ik aan de ketting.’ Over deze hertaling schrijft Ludo Jongen: ‘Naar mijn smaak kan dit vlotter: Buitenshuis heb ik nog wel plezier, maar thuis mag ik niks.’ Het gaat er niet om wat vlotter is, maar wat qua inhoud een betere hertaling is. De man zit volledig onder de plak, hij wordt bedrogen door zijn vrouw, hij wordt bij herhaling geslagen, niet in de vorm van een pedagogische tik, maar zo hard dat zijn ogen tranen van de pijn en dat zijn vrouw hevige pijn aan haar hand heeft, hij wordt op het toneel in totaal vier keer geslagen, hij krijgt niet goed te eten, hij wordt acht keer bedreigd met een geducht pak slaag, hij krijgt vier keer een verwensing naar zijn hoofd geslingerd en hij wordt uitgescholden voor ouwe gek, lummel, vuile ellendeling, duivel en schurk. Me dunkt dat gezien de huisterreur waaraan de man blootstaat, ‘als ik thuis ben, lig ik aan de ketting’ een veel toepasselijkere hertaling is dan ‘thuis mag ik niks’. Bovendien zegt de man in vs. 6: ‘Zo minnelic ben ic ghelevert den honden’ (Ik word er [nl. thuis] zo liefdevol behandeld als een hond!). Ook daarom is ‘aan de ketting liggen’ een toepasselijkere hertaling. Beste Ludo Jongen, zoals je in je in elkaar geflanst flutboekje over tien middeleeuwse moppen op p. 63 zegt: ‘het muggeziften [lees: muggenziften, R.C.] kan beginnen.’

4. Volgens Ludo Jongen ‘staat de hoeveelheid pagina’s gewijd aan de hoofdtekst totaal niet in verhouding tot de inleiding’. Beste Ludo Jongen, wat had je gezegd als ik een kortere inleiding had geschreven? Had je dan gezegd dat ik de lezer toch wel wat meer uitleg had mogen geven gezien de veelheid van onderwerpen die ik behandel? Wie een hond wil slaan, vindt licht een stok. Toch, dom professortje?

5. Vs. 116-117 heb ik hertaald met: ‘Is het echt het beste dat wij de priester erbij halen?’ Hierover zegt Ludo Jongen: ‘Ik kan me niet voorstellen dat een acteur (beroeps of amateur) deze claus zonder problemen uit zijn mond krijgt.’ Misschien dat Ludo Jongen een spraakgebrek heeft, maar de vele mensen (niet zijnde acteurs) die ik deze claus heb voorgelegd, konden die vervolgens na één keer gelezen te hebben zonder enig probleem uit hun hoofd nazeggen. Overigens is de hertaling van Hessel Adema: ‘Is het echt het beste dat wij de priester halen?’ (Nu noch, editie Adema, p. 55). Nou, en ik kan me niet voorstellen dat er nog één persoon is die Ludo Jongen na zijn in elkaar geflanst flutrecensietje au sérieux neemt.

6. Ludo Jongen verwijt me dat ik de Middelnederlandse tekst van de klucht Nu noch niet heb opgenomen. Hij schrijft namelijk: ‘Naar mijn mening had dat recht getrokken [lees: rechtgetrokken, R.C.] kunnen worden door de laat-zestiende-eeuwse [lees: laatzestiende-eeuwse, R.C.] tekst van Nu noch parallel naast de hertaling af te drukken.’ Hij vervolgt: ‘Dan kunnen professionals (docenten, studenten, regisseurs) meteen zien op welke wijze de oorspronkelijke tekst is “gemoderniseerd”. Nu moeten zij via dbnl.nl een tekst op het scherm toveren om de hertaling te kunnen beoordelen.’ Natuurlijk rekent Ludo Jongen zich tot die ‘professionals’, zo bescheiden is hij wel. Ik vind dit een gevalletje grenzeloze zelfoverschatting. In werkelijkheid is Ludo Jongen nog dommer dan het paard van Christus en dat was een ezel. In feite geeft Ludo Jongen zelf aan dat dit verwijt kant noch wal raakt, want met een paar muisklikken kan iedere normale en intelligente persoon de Middelnederlandse tekst desgewenst ‘voor zich toveren’, maar het zou me niks verbazen als Ludo Jongen vele uren heeft zitten te hannesen om de Middelnederlandse tekst ‘voor zich te toveren’. Nota bene: deze pikzwarte pot heeft in zijn flinterdun flutboekje over tien middeleeuwse moppen ook niet de Middelnederlandse teksten ‘parallel naast de hertaling’ opgenomen.

7. Ludo Jongen vraagt zich af waarom ik de tekst en hertaling van vijf Middelnederlandse boerden na en niet naast elkaar heb gepresenteerd. Op p. 63 heb ik dat echter klip-en-klaar toegelicht, maar voor iemand wiens intelligentiecoëfficiënt niet veel hoger is dan het dioptrienummer van zijn leesbril, is dat natuurlijk niet duidelijk. Daarom leg ik hem dat graag nogmaals even haarfijn uit. Beste Ludo Jongen, ik hertaal niet per versregel, maar in doorlopend proza, en wel ter vermijding van zinnen die een zuurpruim van een recensent zou kunnen omschrijven als ‘stroef’.

8. Ludo Jongen merkt op dat je over de samenvattingen van de 19 boerden kunt twisten. Beste Ludo Jongen, ga maar lekker met iemand anders twisten en mierenneuken. Ik wens je daar veel plezier mee!

9. Voor Ludo Jongen ‘valt geen lijn te ontdekken’ in mijn boek. Door de lange titel, de ondertitel, de gedetailleerde inhoudsopgave, de koppen, de tussenkoppen en de alinea-indeling is met een minieme intelligentie die lijn supermakkelijk te ontdekken, maar Ludo Jongen is werkelijk nog dommer dan het achtereind van een varken. Een tweede verschil tussen Ludo Jongen en een varken is dat een varken meer fatsoen heeft. Ik heb Ludo Jongen twee gratis boeken toegestuurd, maar hij heeft nog niet eens het fatsoen gehad om me daarvoor te bedanken.

10. Hoe je ‘prozahertaling’ schrijft, daar heeft Ludo Jongen gigantisch mee geworsteld. In zijn in elkaar geflanst flutrecensietje heeft hij zich het hoofd erover gebroken of je ‘proza hertaling’ of ‘prozahertaling’ schrijft en in zijn in elkaar geflanst flutboekje over middeleeuwse moppen op p. 64 heeft hij zich suf gepiekerd of je ‘proza-vertaling’ of ‘prozavertaling’ spelt. Beide keren is hij volledig uit de bocht gevlogen met de spelling van ‘prozahertaling’ en ‘prozavertaling’. Toegegeven, de correcte spelling van deze woorden is werkelijk onmenselijk moeilijk. Ik zou zo gauw geen woord kunnen bedenken dat qua spelling nóg moeilijker is. Bij mijn weten heeft nog nooit eerder iemand zo over- en overduidelijk zijn domheid gedemonstreerd als Ludo Jongen. Ik vind Ludo Jongen zo’n olie- en oliedom professortje dat ik hem bij dezen niet alleen uitroep tot het domste professortje van heel Nederland maar ook tot het domste professortje van de hele wereld.

11. Ludo Jongen merkt verwijtend op: ‘Vergelijking met de Middelnederlands [lees: Middelnederlandse, R.C.] tekst maakt duidelijk dat de hertaler de oorspronkelijke tekst voortdurend nauwgezet volgt.’ Dit zie ik als een groot compliment. Beste Ludo Jongen, hartelijk bedankt hiervoor. Ik heb de Middelnederlandse tekst inderdaad hertaald en niet bewerkt. Vgl. Marita Mathijsen (2003), waarin zij regels formuleert waaraan een goede hertaling moet voldoen.
   Beste Ludo Jongen, graag wijs ik je ook op wat er op p. 159 staat van een boek uit 2014 waaraan je hebt meegewerkt: ‘Alle in de bundel opgenomen teksten zijn uit de oorspronkelijke talen vertaald in hedendaags Nederlands. [….] We zijn zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst gebleven, maar hebben ons enkele vrijheden veroorloofd ter wille van de leesbaarheid.’ Beste Ludo Jongen, als ik jou was, zou ik eens naar een goeie geriater gaan, want volgens mij ben je zo dement als een deur. 

12. Eerlijk is eerlijk, met één puntje heeft Ludo Jongen gelijk. Hij vindt dat ik mijn hertaling van Nu noch dichter bij mijn toelichting over deze klucht had moeten zetten. In onsympathieke navolging van Ludo Jongen noem ik dit het ‘hoogtepunt’ van zijn krakkemikkig recensietje. Zo zie je maar weer dat zelfs het grootste stuk onbenul iets zinnigs kan zeggen; even a broken clock is right twice a day. Beste Ludo Jongen, hartelijk bedankt voor deze tip, ik zal er mijn voordeel mee doen. En nog iets, beste Ludo Jongen: zoals je ziet, ben ik niet zo’n ondankbare hond als jij.

13. Ludo Jongen merkt op dat mijn prozahertaling van 234 versregels 25 pagina’s beslaat. Beste Ludo Jongen, dat heb ik speciaal gedaan voor mensen van jouw of nog hogere leeftijd wier gezichtsvermogen net zo hard achteruitgaat als hun verstandelijke vermogens.

14. Volgens Ludo Jongen werkt uitgeverij Brave New Books niet met een redacteur. Ook hier kijkt onze toprecensent niet verder dan zijn leuter lang is. Op de website van Brave New Books had hij kunnen lezen dat deze uitgeverij zowel de diensten van een redacteur als die van een corrector aanbiedt. Ik heb echter zelf een redacteur ingeschakeld, of eigenlijk een redactrice, want het betreft een vrouw. Met haar heb ik besproken welke Middelnederlandse teksten we wel en niet opnemen en wat de beste structuur van het boek is. We hebben weloverwogen keuzes gemaakt. Overigens zei mijn redactrice over de recensie van Ludo Jongen: ‘Kennelijk heeft de redactie van het tijdschrift zitten slapen.’ De drie laatste zinnen van zijn recensie noemde ze ‘uitgesproken lullig’. Ik ben van mening dat ik Ludo Jongen met de laatste twee zinnen van mijn bovenstaande e-mail van 30-8-2021 en deze bespreking op gepaste wijze van repliek dien. Ludo Jongen heeft getracht mij onderuit te halen, maar in werkelijkheid heeft hij zichzelf volkomen onderuitgehaald en is hij kei- en keihard op z’n klootzak gegaan en Greet Kettenis heeft hem daar niet voor kunnen behoeden. Dat is blijkbaar net als Ludo Jongen bepaald geen groot licht. Zo zie je maar weer: soort zoekt soort.

15. De conclusie van het bovenstaande: Ludo Jongen probeert zich negatief over mijn boek uit te laten, maar hij heeft geen steekhoudende argumenten. In wezen is hij dus erg positief over mijn boek, maar hij zal stikjaloers zijn dat hij niet zo’n kneitegoed boek kan schrijven, daar is hij te dom en te stom voor. Daarom zeg ik: Beste Ludo Jongen, hartelijk bedankt voor je wat ongelukkig, onhandig en ‘stroef’ geformuleerde complimenten!


Bestel nu De klucht Nu noch (Toe maar) in hedendaags Nederlands, andere kluchten, sproken en boerden, Onderbroekenlol in middeleeuwse literatuur en een pittige polemiek met prof. dr. Ludo Jongen
van Robert Castermans

Voor Karel en Elegast (Karel ende Elegast) van Robert Castermans, klik op: https://www.lovematches.nl/karel-en-elegast-karel-ende-elegast